Een ‘groene’ krijgsmacht bestaat niet

Vredesspiraal voorjaar 2020 – De klimaatcrisis is ongekend groot. Het is dan ook niet verwonderlijk dat elke bondgenoot met open armen wordt ontvangen door klimaatactivisten. Toch is het een denkfout om de krijgsmacht als bondgenoot voor verandering te zien, zoals gebeurt in ‘Nu het nog kan, het ‘rebelse handboek voor hoofd en hart’ van Extinction Rebellion dat binnenkort verschijnt. In zijn bijdrage maakt generaal Tom Middendorp een redelijke analyse van de gevolgen, bijvoorbeeld rond waterschaarste, die klimaatverandering met zich meebrengt. Helaas blijft zijn analyse over de oorzaken en oplossingen van klimaatverandering in het stuk aan de oppervlakte.

Klimaatrechtvaardigheid vraagt namelijk om het erkennen van de oorzaken van de problemen, niet om het ‘bestrijden’ van gevolgen. Een rechtvaardige energietransitie is onmogelijk zonder het militair-industrieel-complex en het dominante veiligheidsdenken te bestrijden. Zelfs een ‘groene’ krijgsmacht heeft als primaire taak het beschermen van de toegang tot grondstoffen van ons onverzadigbare economische systeem. Dit kan enkel door de globale machts- en welvaartsongelijkheid in stand te houden.

Techbedrijven en de militaire industrie

In navolging van politieke en militaire experts in de VS, presenteert Middendorp zich in allerlei fora als voorvechter voor het klimaat. Op de Munich Security Conference sprak hij zich tegenover hoge politici en militairen explicieter uit over wie gaat zorgen voor de noodzakelijke verandering: ‘De grote techbedrijven en de miltiaire industrie gaan een drijvende kracht achter de verandering zijn.’

Daarmee verwoordt hij de hoop dat de enorme CO2 uitstoot van Defensie met nieuwe uitvindingen kan worden teruggebracht. Met grote aantallen varend, vliegend en rollend zwaar materieel is de krijgsmacht immers een enorme fossiele brandstofgebruiker. Een enkele keer wordt goede sier gemaakt met pogingen om te ‘vergroenen’ zoals een (kortstondig) experiment met vier F-16’s die vlogen op 5% biobrandstof. De realiteit is dat schone brandstoftechnologie voor de zware uitrusting van het leger nog minstens 10 jaar op zich zal laat wachten, ondanks enorme subsidies die de militaire sector hiervoor ontvangt.

Het veiligstellen van energie

Westerse overheden, krijgsmachten en grote internationale bedrijven bereiden zich voor op een wereld waarin klimaatverandering een feit is. De gevolgen van klimaatverandering worden vooral gezien als veiligheidsrisico voor onze rijkdom. Het belangrijkste doel is onze welvaart en toegang tot energie, grondstoffen en voedsel veilig te stellen, desnoods ten koste van minder machtige delen van de wereld. De primaire taak van de krijgsmacht gaat niet zozeer over de klimaatverandering zelf, maar meer over de aangrenzende problemen van schaarste en het veiligstellen van de doorvoerroutes. Zie bijvoorbeeld de Nederlandse Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie 2018-2022: ‘Door de aantasting van de internationale rechtsorde komen ook de open en vrije internationale handelsstromen in het geding. Het veilig houden van aanvoerroutes te land, ter zee en in de lucht is een gedeeld belang van de internationale gemeenschap waarvoor het kabinet zich inzet (p, 36).’

Toeleveringszekerheid van energie is gekoppeld aan economische , maar vooral ook aan militaire belangen. Dit was een belangrijke les tijdens de Tweede Wereldoorlog. De geallieerden zouden niet hebben gewonnen als ze de Duitse toegang tot olie niet hadden kunnen afsluiten en deze voor zichzelf hadden kunnen behouden. Het werd de VS duidelijk dat toegang tot en monopolisering van olie van essentieel belang is om de supermacht van de wereld te zijn. Zo stelde Richard Nixon in 1974 op de Washington Energie Conferentie; ‘Security and economic considerations are inevitably linked and energy cannot be separated from either’.

Sindsdien is het buitenlands- en defensiebeleid van de VS en andere NAVO-landen erop gericht om de zeggenschap over olie veilig te stellen. Desnoods door autoritaire regimes te steunen met wapens, staatsgrepen te plegen en directe militair in te grijpen. Zo werd bijvoorbeeld in 1953 de democratisch gekozen Iraanse regering Mossadeq omvergeworpen met steun van de CIA en MI6 toen hij de Iraanse olie-industrie wilde nationaliseren.

Ook andere olielanden die de westerse zeggenschap dreigen te hinderen krijgen met militair geweld te maken. De Iraakse dictator Saddam Hoessein veranderde van bondgenoot in grote vijand toen hij zich ging bemoeien met de Koeweitse olievelden. Eerdere agressieve acties van Hoessein, bijvoorbeeld het bombarderen van een Koerdisch dorp met gifgas, hadden aanzienlijk minder internationale reactie uitgelokt.

Olie is een militaire prioriteit. Niet alleen om de voortgang van productie te garanderen in een systeem dat is gebaseerd op fossiele brandstof, maar ook voor de militaire superioriteit die toegang tot grondstoffen en zeggenschap over aanvoerroutes garandeert. Tot op de dag van vandaag wordt de machtsstrijd over de Iraanse olie gevoerd met westerse militaire inzet. Het Nederlandse marineschip in de Perzische Golf – om de Iraanse aanspraken te minimaliseren spreekt Defensie liever over de Straat van Hormuz – is daarvan het meest recente voorbeeld.

Klimaat als veiligheidsprobleem

Middendorp ziet de krijgsmacht als ‘promoter van vrede en veiligheid’ en als ‘onafhankelijk stem in het klimaatdebat’. Door de klimaatproblematiek te benaderen als veiligheidsvraagstuk, als oorzaak/versterker van sociale onrust, conflict en migratie, wordt het debat gedepolitiseerd. De wapenindustrie is zeer invloedrijk en geeft mede vorm aan het veiligheidsdenken. De lobby van grote wapenbedrijven ziet in de klimaatcrisis slechts een nieuwe zakelijke kans en lonkt naar subsidies. Echter, door de klimaatcrisis te framen als een veiligheidsprobleem worden de oorzaken genegeerd en wordt militarisering (van interne veiligheidsdiensten, grenzen, ontwikkelingswerk en interventies) al snel gezien als de oplossing. Daarmee blijft de mondiale ongelijkheid in stand, want het gaat met name over de veiligheid van mensen in landen die rijk en welvarend zijn, ten koste van de slachtoffers van klimaatverandering.

Klimaatrechtvaardigheid
Machtige (fossiele) industrieën hebben geen baat bij een snelle transitie naar een nieuwe economie en een nieuwe maatschappelijke inrichting. Met name in de landen waar de klimaatcrisis en uitbuiting zich het sterkst manifesteren, zie je dat activisten worden onderdrukt met (westerse) wapens, maar ook in het Westen zie je dat klimaatactivisten worden gecontroleerd en geïntimideerd.

Daarnaast zal een transitie zonder demilitarisering leiden tot een onrechtvaardige transitie. In plaats van olie zullen andere grondstoffen zoals lithium en grafiet centraal komen te staan. Dit zal leiden tot nieuwe strijd om de controle over nieuwe gebieden en aanvoerroutes. Zo zie je bijvoorbeeld dat Marokkaanse boeren en nomaden moeten wijken voor gigantische zonneweiden waarvan de elektriciteit vooral naar Europa stroomt en die de lokale bevolking geen cent of kilowatt energie oplevert.

De krijgsmacht is primair ingericht voor bescherming van een oneerlijk economisch systeem, en gebruikt daarvoor brandstofverslindende wapens zoals gevechtsvliegtuigen en marineschepen. Slachtoffers van klimaatverandering en ongelijkheid worden geframed als veiligheidsrisico. Als we een eerlijke en duurzame wereld willen, is het van cruciaal belang dat we het militair-industrieel complex bestrijden. Verschillende sociale bewegingen, waaronder de vredesbeweging en de klimaatbeweging, zouden de samenwerking vaker kunnen zoeken en elkaar kunnen versterken. De eerste stap in een te ontwikkelingen gemeenschappelijke visie is het ontmaskeren van de zogenaamde ‘groene’ inspanningen van het leger en de wapenindustrie.

Benjamin Baars

 

..